face

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  face (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /feɪs/
enkelvoud meervoud
face faces

Zelfstandig naamwoord

face

  1. gezicht
  2. wand
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
vervoeging
onbepaalde wijs to  face 
he/she/it  faces 
verleden tijd  faced 
voltooid
deelwoord
 faced 
onvoltooid
deelwoord
 facing 
gebiedende wijs  face 

Werkwoord

face

  1. overgankelijk onder ogen zien
    «Let's face the facts.»
    Laten we de feiten onder ogen zien.
  2. overgankelijk kijken naar, tegenover zich zien



Frans

Uitspraak
  • Geluid:  face    (hulp, bestand)
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  face     la face     faces     les faces  

Zelfstandig naamwoord

face v

  1. (anatomie): aangezicht, gelaat
  2. (numismatiek): beeldenaar, kop, beeldzijde
Synoniemen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
  • [1] face-à-face
Meroniemen
Verwante begrippen


Roemeens

Uitspraak
  • IPA: /ˈfaʧe/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse facere.

Werkwoord

face

  1. doen
  2. maken
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.