Hasch
Pennsylvania-Duits
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- Hasch
enkelvoud (onbepaald) |
enkelvoud (bepaald) |
meervoud (onbepaald) |
meervoud (bepaald) | |
---|---|---|---|---|
nominatief | en Hasch | der Hasch | Hasch Hasche | die Hasch die Hasche |
datief | me Hasch | em Hasch | Hasch Hasche | de Hasch de Hasche |
accusatief | en Hasch | der Hasch | Hasch Hasche | die Hasch die Hasche |
Zelfstandig naamwoord
Hasch, m
- (evenhoevigen) hert, zoogdier uit de familie Cervidae
- «Mir hen en scheene grosse Hasch gsehne.»
- We heben een leuk hert gezien.
- «Mir hen en scheene grosse Hasch gsehne.»
Schrijfwijzen
- Haersch
- Harsch
Verwante begrippen
Opmerkingen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.