Hotel

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  Hotel    (hulp, bestand)
  • IPA: /hoˈtɛl/
Woordafbreking
  • Ho·tel
enkelvoud meervoud
nominatief das Hoteldie Hotels
genitief des Hotelsder Hotels
datief dem Hotelden Hotels
accusatief das Hoteldie Hotels

Zelfstandig naamwoord

Hotel o

  1. (bouwkunde), (toerisme) hotel
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.