Implantat
Duits
Uitspraak
- Geluid: Implantat (hulp, bestand)
- IPA: ɪmplanˈtaːt
Woordafbreking
- Im·plan·tat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | das Implantat | die Implantate |
genitief | des Implantats Implantates | der Implantate |
datief | dem Implantat | den Implantaten |
accusatief | das Implantat | die Implantate |
Zelfstandig naamwoord
Implantat, o
Afgeleide begrippen
- Implantation
- Implantieren
- implantieren
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.