Jagd

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  Jagd    (hulp, bestand)
  • IPA: / jaːkt /
Woordafbreking
  • Jagd
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig uit het Middelhoogduits
enkelvoud meervoud
nominatief die Jagddie Jagden
genitief der Jagdder Jagden
datief der Jagdden Jagden
accusatief die Jagddie Jagden

Zelfstandig naamwoord

Jagd, v

  1. (jachttaal) jacht, (het) jagen
  2. (jachttaal) jachtgebied, jachtgrond, jachtterrein
  3. achtervolging, jacht, vervolging (van een persoon)
  4. (figuurlijk) jacht (bijv. naar fortuin)
Synoniemen
  • [1]: (jachttaal) Jägerei
  • [2]: Jagdgebiet
  • [2]: Jagdrevier
  • [3]: Fahndung
  • [3]: Verfolgung
Afgeleide begrippen
  • [1]: Bärenjagd
  • [1]: Elefantenjagd
  • [1]: Entenjagd
  • [1]: Falkenjagd
  • [1]: Fasanenjagd
  • [1]: Fuchsjagd
  • [1]: Hasenjagd
  • [1]: Hetzjagd
  • [1]: Jagdaufseher
  • [1]: jagdbar
  • [1]: Jagdbeute
  • [1]: Jagderlaubnis
  • [1]: Jagdgewehr
  • [1]: Jagdhaus
  • [1]: Jagdhund
  • [1]: Jagdhütte
  • [1]: Jagdleidenschaft
  • [1]: Jagdpacht
  • [1]: Jagdschein
  • [1]: Jagdschloss
  • [1]: Jagdtrophäe
  • [1]: Treibjagd
  • [2]: Jagdgebiet
  • [2]: Jagdrevier
  • [1]: Hexenjagd
  • [3]: Menschenjagd
  • [3]: Verbrecherjagd
  • [3]: Verfolgung
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: jachttaal: die hohe Jagd
de jacht op groot wild
  • [1]: jachttaal: die niedere Jagd
de jacht op klein wild
  • [4]: Jagd machen auf
jacht maken op
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.