jacht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  jacht    (hulp, bestand)
  • IPA: /jɑxt/
Woordafbreking
  • jacht
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘het vervolgen van dieren’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Naamwoord van handeling van jagen (met het achtervoegsel -t). [2]
2 enkelvoud meervoud
naamwoord jacht jachten
verkleinwoord (jachtje) (jachtjes)
1 enkelvoud meervoud
naamwoord jacht -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

jacht

  1. v/m het achtervolgen van wilde dieren met als doel ze te doden en op te eten
    • Liefhebbers van de jacht op groot wild hadden vaak als eersten oog voor het belang van natuurbescherming. 
     Zwaluwen doken om mijn oren en voor me uit. Soms vlogen ze zo laag tijdens hun jacht op insecten dat ik ze bijna kon aanraken.[3]
  2. v/m (figuurlijk) het achtervolgen van misdadigers door de politie
  3. o (scheepvaart) een snel vaartuig
    1. (verouderd) een snel bewapend vaartuig voor verkenning
    2. een sportvaartuig
    3. een pleziervaartuig
      • Te Vlissingen lag er een jachtje bereid om naar Oost-Indië te varen.
        Op de voorplecht stond er een cupido die er speelde op zijn vergulde snaren.
         
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2]: de jacht naar de moordenaar
het verzoek door de politie, een moordenaar te vinden en te arresteren
Vertalingen

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Werkwoord

vervoeging van
jachten

jacht

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van jachten
  2. gebiedende wijs van jachten

Gangbaarheid

  • Het woord jacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Hongaars

Zelfstandig naamwoord

jacht

  1. (scheepvaart) jacht
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.