Jawort

Duits

Woordafbreking
  • Ja·wort

Zelfstandig naamwoord

Jawort o

  1. jawoord
    «Nachdem Henner über zwanzig Jahre auf Elses Jawort gewartet hatte, kam es endlich zur Hochzeit.»
    Nadat Henner meer dan twintig haar op Els' jawoord gewacht had, kwam het eindelijk op de bruiloft.
Verbuiging
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.