jawoord
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: jawoord (hulp, bestand)
- IPA: /jaʋɔːrt/
Woordafbreking
- ja·woord
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ja en woord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jawoord | jawoorden |
verkleinwoord | jawoordje | jawoordjes |
Zelfstandig naamwoord
het jawoord o
- het bevestigende antwoord op een huwelijksaanzoek
- Hij gaf haar onmiddellijk het jawoord.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord jawoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jawoord" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.