Kaufmann

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  Kaufmann    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈkaufman /
Woordafbreking
  • Kauf·mann
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Middelhoogduitse zelfstandige naamwoord "koufman", dat van het Oudhoogduitse zelfstandige naamwoord "choufman" komt
  • Samenstelling van de stam "kauf" van het Duitse werkwoord kaufen en het Duitse zelfstandige naamwoord Mann
enkelvoud meervoud
nominatief der Kaufmanndie Kaufleute
genitief des Kaufmannes
des Kaufmanns
der Kaufleute
datief dem Kaufmannden Kaufleuten
accusatief den Kaufmanndie Kaufleuten
verouderde
meervouds-
vormen
enkelvoud meervoud
nominatief die Kaufmänner
genitief der Kaufmänner
datief den Kaufmännern
accusatief die Kaufmänner

Zelfstandig naamwoord

Kaufmann, m

  1. (beroep), (economie) handelaar, koopman, zakenman
  2. (beroep), (economie) medewerker in een commercieel beroep
Afkorting
  • Kfm.
Synoniemen
  • [1]: Händler
Hyponiemen
  • [1]: Geschäftsmann
  • [2]: kaufmännischer Angestellter
Hyponiemen
  • [2]: Bankkaufmann
  • [2]: Bürokaufmann
  • [2]: Diplomkaufmann
  • [2]: Einzelhandelskaufmann
  • [2]: Exportkaufmann
  • [2]: Großhandelskaufmann
  • [2]: Industriekaufmann
  • [2]: Speditionskaufmann
  • [2]: Textilkaufmann
  • [2]: Verlagskaufmann
  • [2]: Versicherungskaufmann
  • [2]: Werbekaufmann
Afgeleide begrippen
  • [1-2]: kaufmännisch
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.