LEGO

Niet te verwarren met: lego

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  LEGO    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈleɣo/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • LE·GO
Woordherkomst en -opbouw
  • van de Deens  LEGO en , een merknaam gevormd uit  leg ww  en  godt bw  "speel goed!"
enkelvoudbezitsvorm meervoud
naamwoord LEGOLEGOs -
verkleinwoord -- -

Eigennaam

LEGO

  1. (speelgoed) kleine, gekleurde, plastic blokjes, die aan elkaar verbonden kunnen worden om te bouwen
  2. (bedrijf) fabrikant van bepaald constructiespeelgoed
     Ook na de coronapandemie heeft speelgoedmaker LEGO weer voor miljarden euro's aan blokjes weten te verkopen.[1]
Schrijfwijzen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'LEGO' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “LEGO bouwt na pandemie miljardenwinst op met succesvolle Harry Potter-sets” (7 maart 2023) op nu.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.