Stimme

Duits

Uitspraak
  • Geluid:  Stimme    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈʃtɪmə /
Woordafbreking
  • Stim·me
enkelvoud meervoud
nominatief die Stimmedie Stimmen
genitief der Stimmeder Stimmen
datief der Stimmeden Stimmen
accusatief die Stimmedie Stimmen

Zelfstandig naamwoord

Stimme, v

  1. (biologie) stem (stemgeluid)
  2. (communicatie) stem (spreken)
  3. (muziek) stem (zingen)
  4. (muziek) stem (eerste of tweede stem)
  5. (muziek) stem (een orgelpijp met een eigen klankkleur)
  6. (economie) stem (een wilsuiting bij een beslissing)
  7. (politiek) stem (een wilsuiting bij een verkiezing)
Schrijfwijzen
  • [1]: Stimmbruch
  • [1]: Stimmgewalt
  • [1]: Stimmlage
  • [1]: Stimmlippe
  • [1-2]: Stimmengewirr
  • [3-4]: Stimmgabel
  • [6]: Stimmengleichheit
  • [6-7]: Stimmenenthaltung
  • [7]: Stimmenauszählung
  • [7]: Stimmeneinbruch
  • [7]: Stimmenfang
  • [7]: Stimmengewinn
  • [7]: Stimmlokal
  • [7]: Stimmenzuwachs
  • [7]: Stimmzettel
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.