aanhef

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanhef    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈanhɛf/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·hef
enkelvoud meervoud
naamwoord aanhef aanheffen
verkleinwoord aanhefje aanhefjes

Zelfstandig naamwoord

deaanhefm

  1. begin (muziekstuk)
  2. begin (boek of gedicht)
  3. begin (van een rede)
  4. onderdeel van een brief waarin de schrijver de geadresseerde aanspreekt
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
aanheffen

aanhef

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanheffen
    • ... dat ik aanhef. 

Gangbaarheid

  • Het woord aanhef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.