aannemer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aannemer    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈanemər/ (3 lettergrepen): /ˈaːneːmər/
Woordafbreking
  • aan·ne·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aannemer aannemers
verkleinwoord aannemertje aannemertjes

Zelfstandig naamwoord

deaannemerm

  1. (beroep) iemand die een (bouw)werk uitvoert tegen een bepaalde prijs
     Toch heb ik die Waalse aannemer drie weken geleden gebeld en gevraagd om dat twee meter hoge hekwerk rond mijn tuin te bouwen.[2]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aannemer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.