aanpoten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanpoten    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈampotə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·po·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanpoten
pootte aan
aangepoot
zwak -t volledig

Werkwoord

aanpoten

  1. inergatief (informeel) flink doorwerken
    • Er werd flink aangepoot. 
  2. overgankelijk nieuwe gewassen poten
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • aanpootster, aanpoter, aanpoting
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanpoten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.