aanstellingsbrief

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanstellingsbrief    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈanstɛlɪŋsˌbrif/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·stel·lings·brief
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanstellingsbrief aanstellingsbrieven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deaanstellingsbriefm

  1. brief waarin staat dat iemand een bepaalde officiële functie bekleedt
    • Onze overheid geeft helaas niet altijd het goede voorbeeld. Het Utrechtse provinciebestuur begaat stelselmatig snelheidsovertredingen en de boetes hiervoor werden, in tegenstelling tot hetgeen in de aanstellingsbrief van de chauffeurs stond, gewoon doorberekend aan de belastingbetaler.[1] 
    • In de grote klassieke kamer lagen op het bureau voor hem stapels enveloppen. Met sollicitaties, was de inschatting die je dan maakte. De inhoud van het gesprek was nul en het aangeboden salaris drie keer nul. Toch waren we heel blij toen dagen later een aanstellingsbrief in de bus viel. Want we zochten het avontuur. En dat hebben we gekregen, wat heet.[2] 

Gangbaarheid

  • Het woord aanstellingsbrief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 07 jan. 2014
  2. de Telegraaf SEM VAN BERKEL 29 nov. 2013
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.