aanvaring

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanvaring    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaɱvarɪŋ/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·va·ring
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van aanvaren met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord aanvaring aanvaringen
verkleinwoord aanvarinkje aanvarinkjes

Zelfstandig naamwoord

deaanvaringv

  1. (scheepvaart) botsing van een schip met een ander schip of object
  2. (figuurlijk) conflict
    • De leraren hadden vaak een aanvaring met de opstandige student. 
    • Pubers behoren vaak aanvaringen te hebben met hun ouders. 
  3. in aanvaring komen met: botsen tegen
     Herinneringen aan je jeugd of mijmeringen over een oude vriend konden in aanvaring komen met een acht meter hoge afbeelding van A.I. Steak Sauce.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanvaring staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2022), Atlas Contact , ISBN 9789045045979
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.