aanvegen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanvegen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈaɱveɣə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • aan·ve·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanvegen
veegde aan
aangeveegd
zwak -d volledig

Werkwoord

aanvegen

  1. overgankelijk vegend reinigen
    • Tijdens mijn schooltijd heb ik vaak voor straf het schoolplein moeten aanvegen. 
     Op de doeken van Johannes Vermeer en Pieter de Hooch staan geen militaire defilés of goddelijke boodschappen afgebeeld, maar iets wat veel moediger en bevrijdender is: mensen zoals wij, die eenvoudige, belangrijke, gewone dingen doen, zoals de binnenplaats aanvegen, de was opbergen, het haar van de kinderen op neten controleren en het eten klaarmaken.[1]
Uitdrukkingen en gezegden
  • de vloer aanvegen met iemand
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • aanveegster
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanvegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. “Hoe overleef ik de moderne wereld” (2022), Atlas Contact , ISBN 9789045045979
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.