abattoir

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  abattoir    (hulp, bestand)
  • IPA: /abɑtˈwar/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ɑ.bɑ.ˈtβ̞ar/
    • (Limburg): /a.bɑ.ˈtwaːr/
Woordafbreking
  • abat·toir
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘slachthuis’ voor het eerst aangetroffen in 1861 [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord abattoir abattoirs
verkleinwoord abattoirtje abattoirtjes

Zelfstandig naamwoord

hetabattoiro

  1. een bedrijf waar dieren geslacht worden
     Daarachter was de brede toegang tot een abattoir - de beroemde slachtplaats, die niet langer in gebruik was.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord abattoir staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord abattoir abattoirs

Zelfstandig naamwoord

abattoir

  1. abattoir

Engels

Zelfstandig naamwoord

abattoir

  1. abattoir

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  abattoir    (hulp, bestand)
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van abattre met het achtervoegsel -oir.
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  abattoir     l'abattoir     abattoirs     les abattoirs  

Zelfstandig naamwoord

abattoir m

  1. slachthuis, abattoir
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.