abutment

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  abutment    (hulp, bestand)
  • IPA: /aˈbʏtmənt/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • abut·ment
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord abutment abutments
verkleinwoord abutmentje abutmentjes

Zelfstandig naamwoord

hetabutmento

  1. (tandheelkunde) verbindingsstuk om kroon op tandimplantaat te bevestigen
     Bij sommige systemen is het abutment geheel van zirkoniumoxide. Een dergelijk abutment wordt met een metalen schroef vastgezet.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'abutment' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    H. Meijer & G. de Lange
    “Prothetiek en orale implantologie” (2006), Bohn Stafleu van Loghum, Houten, ISBN 9789031341436, p. 13 kol. 2

Engels

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /əˈbʌt.mn̩t/
Woordherkomst en -opbouw
  • van Oudfrans aboutement, op te vatten als afgeleid van abut met het achtervoegsel -ment
enkelvoud meervoud
abutment abutments

Zelfstandig naamwoord

abutment

  1. aanrakingspunt
  2. iets wat steun geeft tegen een verschuiving opzij
    1. (bouwkunde) steunbeer
    2. (bouwkunde) landhoofd, bruggenhoofd
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.