adventszondag
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: adventszondag (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ad·vents·zon·dag
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van advent zn en zondag zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | adventszondag | adventszondagen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de adventszondag m
- (religie) elk van de vier zondagen vóór kerstmis
- ▸ Vanaf de uitkijktoren nabij de Needse berg was de eerste adventszondag de Needse Roop te horen.[1]
- ▸ Het is proppen geblazen deze zondagmiddag in de Oude Mattheüs in Eibergen. De bezoekers zijn echter niet de kerk binnengestapt om naar een preek te luisteren. In de kerk staan talrijke stands. Allerlei kerstattributen worden er verkocht. De kerk fungeert op deze vierde adventszondag als een kleine warenmarkt.[2]
Gangbaarheid
- Het woord adventszondag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Jelle Boesveld“Needse roop klinkt vanaf de uitkijktoren” (01-12-2019), Tubantia
- ↑ Weblink bron Stefan Wegdam“Kerstmarkt Eibergen Kerstmarkt in een propvolle kerk” (22-12-2019), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.