afblaffen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afblaffen (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɑvblɑfə(n)/
Woordafbreking
- af·blaf·fen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en blaffen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afblaffen |
blafte af |
afgeblaft |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
afblaffen
- overgankelijk door bejegening met ruwe woorden van zich afschrikken
- Hij had me niet moeten afblaffen dat is belachelijk, wat er dan ook is gebeurd, je hebt dat niet op anderen af te reageren.
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord afblaffen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afblaffen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.