affaire

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  affaire    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑˈfɛːrə/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • af·fai·re
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans affaire, in de betekenis van ‘zaak’ voor het eerst aangetroffen in 1300 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord affaire affaires
verkleinwoord affairetje affairetjes

Zelfstandig naamwoord

deaffairev/m

  1. zakelijke of vervelende aangelegenheid die langere tijd aandacht vraagt
    • Deze affaire werd breed in het nieuws gebracht. 
  2. geheime verhouding met een ander dan de vaste partner
    • Hij was een affaire aangegaan met zijn bazin. 
     Met deze zet toverde ze zijn affaire om in een vrijbrief voor haar eigen pleziertjes.[3]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord affaire staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  affaire    (hulp, bestand)
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  affaire     l'affaire     affaires     les affaires  

Zelfstandig naamwoord

affaire v

  1. affaire, kwestie, zaak
  2. (spreektaal) deal [1]
  3. (spreektaal) liefdesaffaire
    «Dis moi, où en sont tes affaires
    Zeg eens, hoe is het met de liefde? [1]
Overerving en ontlening

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.