afgeven

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afgeven    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑfɣevə(n)/
Woordafbreking
  • af·ge·ven
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afgeven
gaf af
afgegeven
klasse 5 volledig

Werkwoord

afgeven

  1. overgankelijk achterlaten op de plek van bestemming
    • Gevonden voorwerpen kunnen worden afgegeven bij de conciërge. 
  2. inergatief bij aanraking een substantie afscheiden
    • Kijk uit hoor, die muur geeft af. 
    • De rode handdoek heeft in de was afgegeven, nu hebben we allemaal roze onderbroeken. 
  3. ~ op: iets of iemand niet goed vinden en dat ook zeggen
    • Zij geven altijd af op hun ouders. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afgeven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Nedersaksisch

Werkwoord

afgeven

  1. afgeven
Schrijfwijzen
  • affgïewwen
  • afgiëwen
  • awgier'm
  • awgierwen

Oost-Fries

Werkwoord

afgeven

  1. afgeven
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.