afgezant

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afgezant    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·ge·zant
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘(van staatswege) afgevaardigde’ voor het eerst aangetroffen in 1637 [1]
  • samenstelling van  af  en  gezant  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord afgezant afgezanten
verkleinwoord afgezantje afgezantjes

Zelfstandig naamwoord

deafgezantm

  1. iemand die als officiële vertegenwoordiger naar een andere partij gestuurd wordt
    • Op de klimaatconferentie van Bali werd de Amerikaanse afgezant uitgefloten. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afgezant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.