aftuigen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aftuigen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑftœyɣə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • af·tui·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘afranselen’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
  • samenstelling van  af bw  en  tuigen ww 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aftuigen
tuigde af
afgetuigd
zwak -d volledig

Werkwoord

aftuigen

  1. overgankelijk (scheepvaart) ontdoen van alle tuig
    • Wij verzoeken u vriendelijk uw schip afgetuigd, zonder giek, sprayhood, dektent enzovoort aan te leveren. 
  2. overgankelijk versieringen verwijderen
    • Ik zal de kerstboom maar gaan aftuigen, want hij verliest al zijn naalden. 
  3. overgankelijk iemand een flinke afstraffing geven
    • De bendeleden tuigden hem flink af en hij belandde in het ziekenhuis. 
  4. overgankelijk een paard ontdoen van getuig na het trekken van een kar, of na bereden te zijn[2]
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aftuigen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.