afvaardiging

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afvaardiging    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • af·vaar·di·ging
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afvaardiging afvaardigingen
verkleinwoord afvaardigingetje afvaardigingetjes

Zelfstandig naamwoord

deafvaardigingv

  1. een of meer mensten die als vertegenwoordigers zijn gestuurd
    • Nederland mocht drie sporters naar de Olympische Spelen als afvaardiging sturen. 
Synoniemen
  1. delegatie, deputatie, missie, gezantschap, vertegenwoordiging
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afvaardiging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.