akkoord

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  akkoord    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑˈkort/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ak·koord
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord akkoord akkoorden
verkleinwoord akkoordje akkoordjes

Zelfstandig naamwoord

hetakkoordo

  1. overeenkomst
    • Na lang onderhandelen was er eindelijk een akkoord bereikt. 
    • Volgens de gezaghebbende Britse militaire analist professor Michael Clarke heeft Poetin – nu ruim 25 jaar aan de macht – 190 akkoorden waar de Russen voor tekenden geschonden.[4] 
  2. (muziek) samenklank van minimaal 3 verschillende tonen
    • De muzikant sloeg een akkoord aan op de piano. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Typische woordcombinaties
  • [1] een akkoord bereiken
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2] een gebroken akkoord
    een akkoord waarvan de tonen kort na elkaar beginnen of eindigen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stellend
onverbogen akkoord
verbogen -
  1. in orde, in een toestand waarin overeenstemming bestaat
    • Haar voorstel is helemaal akkoord. 
Typische woordcombinaties
  • akkoord gaan met
  • akkoord zijn met

Bijvoeglijk naamwoord

Tussenwerpsel

akkoord!

  1. daar ben ik het mee eens
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord akkoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.