alarmlicht
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: alarmlicht (hulp, bestand)
Woordafbreking
- alarm·licht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van alarm zn en licht zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | alarmlicht | alarmlichten |
verkleinwoord | alarmlichtje | alarmlichtjes |
Zelfstandig naamwoord
het alarmlicht o
- signaallampen aan de achterzijde van een auto, waarmee men aangeeft dat er gevaar dreigt
- ▸ Dora blijft staan en zet haar alarmlichten aan om de shovel ruimte te geven om te manoeuvreren.[1]
- ▸ Als ik op de snelweg plots stil kom te staan, zet ik altijd mijn alarmlichten aan. Meestal ben ik dan de enige en dat begrijp ik niet. En ook: als ik rem, dan waarschuw ik altijd even door vlug achter elkaar tweemaal op mijn rem te trappen, met het oog op de remlichten.[2]
Gangbaarheid
- Het woord alarmlicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186
- ↑ Weblink bron Niek Schenk“Waarom zet ik als enige de alarmlichten aan?” (04-01-2020), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.