alligator

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  alligator    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • al·li·ga·tor
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘krokodilachtige’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1]
  • Ontleend aan het Engelse alligator, zelf een verbastering van het Spaanse el lagarto ("de hagedis") [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord alligator alligators
verkleinwoord alligatortje alligatortjes

Zelfstandig naamwoord

dealligatorm

  1. (reptielen) een grote krokodilachtige uit het geslacht Alligator 
    • Ik ben echt ontzettend bang voor alligators! 
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Afgeleide begrippen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord alligator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.