amalgaam

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  amalgaam    (hulp, bestand)
  • IPA: /amɑl'ɣaːm/
Woordafbreking
  • amal·gaam
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kwiklegering’ voor het eerst aangetroffen in 1636.[1]
  • Leenwoord uit middeleeuws Latijn amalgama, ontleend met het lidwoord al- aan Arabisch al-malḡam (اَلْمَلْغَم‎) ‘de weekmakende zalf’, ontleend aan Oudgrieks málagma (μάλαγμα) ‘verwekend middel, weekmakend pleister, stootkussen’, afleiding van malássein (μαλάσσω) ‘week maken’.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord amalgaam amalgamen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetamalgaamo

  1. (metallurgie) (medisch) legering van kwikzilver en een ander metaal, bijvoorbeeld zilver, vroeger veel gebruikt voor vullingen van kiezen
  2. mengelmoes
     Malodetto's geschiedenis over quarantaine, een inrichting voor geesteszieken en ruïnes is een amalgaam van echte lagune-eilanden - sommige zijn de thuisbasis voor mensen, andere voor ruïnes, weer andere zijn lang geleden verloren gegaan.[3]
     'Vanaf nu,' verklaarde hij, 'zijn zowel tijd als ruimte geen opzichzelfstaande fenomenen meer; alleen een soort amalgaam van beide heeft werkelijk bestaansrecht.[4]
Hyponiemen
  • cadmiumamalgaam, goudamalgaam, tinamalgaam, zilveramalgaam, zinkamalgaam
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord amalgaam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
79 %van de Nederlanders;
75 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.