amateurtijdperk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: amateurtijdperk (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ama·teur·tijd·perk
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van amateur zn en tijdperk zn
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | amateurtijdperk | amateurtijdperken |
| verkleinwoord | amateurtijdperkje | amateurtijdperkjes |
Zelfstandig naamwoord
het amateurtijdperk o
- de tijdsperiode dat een activiteit uit liefhebberij werd uitgevoerd en niet beroepsmatig
- ▸ Maar dat was in het stenen tijdperk geweest, of in elk geval in het amateurtijdperk. Sport was nu iets heel anders geworden, harder, effectiever, exclusiever, niet langer voor iedereen, en op den duur zelfs winstgevend.[1]
- ▸ In 1969 was het de iconische Australiër Rod Laver die de vier belangrijkste tennistoernooien in één kalenderjaar won. Voor de tweede keer in zijn loopbaan zelfs. Laver deed het eerder in het amateurtijdperk, in 1962.[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'amateurtijdperk' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149
- ↑ Weblink bron “Djokovic aast bij US Open op ultieme roem: 'Grand slam behalen vroeger makkelijker'” (Maandag 30 augustus 2021), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.