antifoon

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  antifoon    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • an·ti·foon
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘beurtzang, liturgisch vers’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Van het Oudgriekse ἀντίφωνος met het voorvoegsel anti- met het achtervoegsel -foon [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord antifoon antifonen
verkleinwoord antifoontje antifoontjes

Zelfstandig naamwoord

deantifoonm [3] [4]

  1. apparaatje om het oor af te sluiten tegen hinderlijk geluid

deantifoonv/m

  1. (muziek), (religie) vers dat gezongen wordt als inleiding of afsluiting van een psalm
    • Het antifoon van de derde adventszondag. 
  2. beurtzang tussen priesters en gemeente
Synoniemen
  • beurtzang, wisselzang
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord antifoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
54 %van de Nederlanders;
51 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.