apiril

Baskisch

Zelfstandig naamwoord

apiril onbezield

  1. april
Verbuiging
onbezield zelfstandig naamwoord: apiril
onbepaald enkelvoud meervoud
absolutiefapirilapirilaapirilak
ergatiefapirilekapirilakapirilek
datiefapiriliapirilariapirilei
genitiefapirilenapirilarenapirilen
comitatiefapirilekinapirilarekinapirilekin
motivatiefapirilengatikapirilarengatikapirilengatik
benefactiefapirilentzatapirilarentzatapirilentzat
instrumentalisapirilezapirilazapirilez
inessiefapiriletanapirilanapiriletan
locatiefapiriletakoapirilekoapiriletako
allatiefapiriletaraapirileraapiriletara
terminatiefapiriletarainoapirilerainoapiriletaraino
directiefapiriletarantzapirilerantzapiriletarantz
destinatiefapiriletarakoapirilerakoapiriletarako
ablatiefapiriletatikapiriletikapiriletatik
partitiefapirilik
prolatiefapiriltzat


Maanden in het Baskisch
urtarril
januari
otsail
februari
martxo
maart
apiril
april
maiatz
mei
ekain
juni
uztail
juli
abuztu
augustus
irail
september
urri
oktober
azaro
november
abendu
december
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.