ablatief

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ablatief    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑblaˈtif/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˌɑb.la.ˈtif/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˌɑb.la.ˈtif/
    • (Limburg): /ˌɑb.la.ˈtiːf/
Woordafbreking
  • ab·la·tief
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘zesde naamval’ voor het eerst aangetroffen in 1633 [1]
  • Ontleend aan het Latijnse ablativus via het Franse ablatif [2]
  • afgeleid van ablatie met het achtervoegsel -ief
enkelvoud meervoud
naamwoord ablatief ablatieven
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deablatiefm

  1. (grammatica) de zesde naamval die onder meer de instantie aangeeft waarvan iets uitgaat of vertrekt
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • ablatieffunctie
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ablatief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
44 %van de Nederlanders;
71 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.