aptansǫngsmál

Oudnoords

Woordafbreking
  • ap·tan·sǫngs·mál
Woordherkomst en -opbouw
o
[sterk-0]		 enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   aptansǫngsmál     aptansǫngsmálit     aptansǫngsmál     aptansǫngsmálin  
genitief   aptansǫngsmáls     aptansǫngsmálsins     aptansǫngsmála     aptansǫngsmálanna  
datief   aptansǫngsmáli     aptansǫngsmálinu     aptansǫngsmálum     aptansǫngsmálunum  
accusatief   aptansǫngsmál     aptansǫngsmálit     aptansǫngsmál     aptansǫngsmálin  

Zelfstandig naamwoord

aptansǫngsmál, o

  1. tijd voor de avonddienst

Zelfstandig naamwoord

aptansǫngsmál

  1. accusatief onbepaald onzijdig enkelvoud van aptansǫngsmál

aptansǫngsmál

  1. nominatief onbepaald onzijdig meervoud van aptansǫngsmál

aptansǫngsmál

  1. accusatief onbepaald onzijdig meervoud van aptansǫngsmál
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.