autobouwer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  autobouwer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • au·to·bou·wer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autobouwer autobouwers
verkleinwoord autobouwertje autobouwertjes

Zelfstandig naamwoord

deautobouwerm

  1. (beroep) (verkeer) iemand die auto's bouwt
  2. (verkeer) een bedrijf dat auto's bouwt

Gangbaarheid

  • Het woord autobouwer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.