automobilist

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  automobilist    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌotoˌmobiˈlɪst/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • au·to·mo·bi·list
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord automobilist automobilisten
verkleinwoord automobilistje automobilistjes

Zelfstandig naamwoord

deautomobilistm

  1. (verkeer) een bestuurder van een auto, chauffeur
    • Vanaf wanneer ben je nou officieel automobilist? 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord automobilist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.