bœuf
Frans
Uitspraak
- Geluid: bœuf (hulp, bestand)
- IPA: /bœf/
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
bœuf | le bœuf | bœufs | les bœufs |
Zelfstandig naamwoord
bœuf m
- (evenhoevigen) rund
- (landbouw) os
- rundvlees
- (metonymisch) domme man zonder finesse of elegantie
- (metonymisch) zwaarlijvige man
- (metonymisch) (informeel) (Canada) politieagent, smeris
- (muziek) jamsessie, een spontane muziekuitvoering
- (informeel) groot, langzaam rijdend voertuig (bijv. een vrachtwagen)
Bijvoeglijk naamwoord
bœuf
- (spreektaal) waanzinnig
- «Cette pièce a eu un succès bœuf.»
- Dat stuk heeft een daverend succes gehad. [1]
- «Cette pièce a eu un succès bœuf.»
Verwijzingen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.