bagagedrager

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bagagedrager    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ba·ga·ge·dra·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bagagedrager bagagedragers
verkleinwoord bagagedragertje bagagedragertjes

Zelfstandig naamwoord

debagagedragerm

  1. een rek op de fiets (of andere tweewieler) waarop bagage bevestigd kan worden
    • Mijn bagagedrager is momenteel kapot en moet gerepareerd worden. 
    • De jongen fietste terwijl het meisje in amazonezit op de bagagedrager zat. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bagagedrager staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.