bakke

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bakke    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bak·ke
Woordherkomst en -opbouw
  •  bak ww  met de uitgang -e

Werkwoord

vervoeging van
bakken

bakke

  1. aanvoegende wijs van bakken

Gangbaarheid

  • Het woord bakke staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.


Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈbɑgə /
Woordafbreking
  • bak·ke
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 3626
[A+B+C] enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bakke     bakken     bakker     bakkerne  
genitief   bakkes     bakkens     bakkers     bakkernes  

Zelfstandig naamwoord

[A]: bakke, g

  1. (geologie) heuvel, hoogte
  2. (verkeer) een hellend grondoppervlak beschouwd als een weg
Antoniemen
  • [1]:  dal zn 
Hyperoniemen
  • [1]:  terræn zn 
  • [1]:  bakkedrag zn 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
  • [1]: bløde bakker
zachte heuvels
  • [1]: grønne bakker
groene heuvels
Verwante begrippen
  • [1] det går ned ad bakke
    het gaat hollend achteruit
  • [1] ned ad bakke
    bergafwaarts
  • [1] op ad bakke
    bergopwaarts
  • [1] toppen af bakke
    top van de heuvel
  • [1] ved foden af bakke
    aan de voet van de heuvel
  • [1] op ad bakke
    (figuurlijk) het gaat bergopwaarts tegen de wind met zware last
  • [1] op ad bakke
    (figuurlijk) er komt schot in de zaak

Zelfstandig naamwoord

[B]: bakke, g

  1. (huishouden) dienblad
  2. (handel) bak, doos, schaal (een open of gesloten container van karton of plastic voor het bewaren en vervoeren van fruit en ander voedsel)
  3. (handel) de hoeveelheid van fruit of voedsel, die in zo'n container van nummer [2] kan zijn
Synoniemen
  • [1]:  fad zn 
Hyponiemen

Zelfstandig naamwoord

[B]: bakke, g

  1. (werktuigbouwkunde) bek (deel van een bankschroef)
Holoniemen
  •  skruestik zn 
Hyperoniemen
Hyponiemen
  •  skærebakke zn 

Verwijzingen

    Noors

    Uitspraak
    • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
    • IPA: / ˈbɑkə /
    Woordafbreking
    • bak·ke
    Woordherkomst en -opbouw
    • Zelfstandig naamwoord [A]: Afkomstig uit het Nederduits en Nederlands met herkomst uit het Latijn van bacca
    • Zelfstandig naamwoord [B]: Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord  bakki zn 
    Naar frequentie 7677
    [A+B] enkelvoud meervoud
    onbepaald bepaald onbepaald bepaald
    nominatief   bakke     bakken     bakker     bakkene  
    genitief   bakkes     bakkens     bakkers     bakkenes  

    Zelfstandig naamwoord

    [A]: bakke, m

    1. (huishouden) een klein dienblad
    2. (huishouden) een kleine kom
    3. (scheepvaart) kom, schaal, schotel (van zeevarenden)
    Schrijfwijzen
    • [1-3]:  bakk zn 
    Afgeleide begrippen
    • [1]:  brødbakke zn 
    • [1]:  spyttebakke zn 
    • [1]:  vaskebakke zn 
    Typische woordcombinaties
    • krus og bakke
    beker en dienblad

    Zelfstandig naamwoord

    [B]: bakke, m

    1. (geologie) helling, vooral aan de kant van een heuvel
    2. (sport) springschans
    3. aarde, bodem, grond (in tegenstelling tot lucht)
    4. (werktuigbouwkunde) de rug van verschillende snijgereedschappen (in tegenstelling tot snede)
    Schrijfwijzen
    • [1-3]:  bakk zn 
    Synoniemen
    • [1]:  terrengskråning zn 
    • [3]:  jork zn 
    • [3]:  mark zn 
    • [4]: rygg
    Afgeleide begrippen
    Uitdrukkingen en gezegden
    • [2] liten bakke, stor bakke
      normale springschans, grote springschans
    • [3] billedlig: stå på bar bakke
      (figuurlijk) berooid zijn
    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.