bakstag

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bakstag    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɑkstɑx/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bak·stag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bakstag bakstagen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetbakstago

  1. (scheepvaart) naar achteren lopende steunkabel voor een rondhout op zeilschepen
     Misschien moet ik het grootzeil kappen. De bakstag van de grote mast vertrouw ik niet meer.[3]
Afgeleide begrippen
  • bakstagsgewijs
  • bakstagskoelte
  • bakstagswind

Bijwoord

bakstag

  1. (scheepvaart) met stevige wind recht van achteren
     Het veulentje was inmiddels alweer naar het zuidwesten gehuppeld en we liepen bakstag mooi richting oost.[4]

Gangbaarheid

  • Het woord 'bakstag' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. bakstag op website: Etymologiebank.nl
  3. Weblink bron
    Leon Gommers
    Het zog van de hondewacht in: Parmentier., jrg. 6 nr. 1 (najaar 1994), Stichting Randschrift, Nijmegen, p. 14
  4. Weblink bron
    Jef Heydendael
    “Alles kan anders.” (2001), A.J.G. Strengholt's Boeken, Anno 1928, Naarden, p. 66
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.