balboos
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: balboos (hulp, bestand)
- IPA: /bɑlˈbos/
Woordafbreking
- bal·boos
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | balboos | balbosem |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de balboos v / m
- (Jiddisch-Hebreeuws) heer des huizes, gemeentelid, vaste synagogebezoeker
Verwante begrippen
- balbooste
- Hebreeuws: baäl bajit, baäl habajit
- Jiddisj ook: ballebattem
- Jiddisj-Nederlands: bolleboos
Gangbaarheid
- Het woord 'balboos' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.