balkonpaal

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  balkonpaal    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɑlˈkɔmpal/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bal·kon·paal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord balkonpaal balkonpalen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debalkonpaalm

  1. (bouwkunde) staander ter ondersteuning van een open deel van een gebouw dat uit de gevel naar voren steekt
    • Maandag verder met het balkon. De vierde balkonpaal is nu ook af en nu kunnen de tussenstukken gemaakt worden. [1]
  2. (verkeer) verticale steun in een ruimte met staanplaatsen bij de deuren van een voertuig voor openbaar vervoer
    • "Ik kijk of iedereen zijn Oyster-kaart aantikt," zegt hij, "en of mensen niet instappen als de bus rijdt en aan de balkonpaal gaan hangen." [2]

Gangbaarheid

  • Het woord 'balkonpaal' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.