ballon

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ballon    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɑˈlɔn/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • bal·lon
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met gas gevulde zak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1636 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord ballon ballonnen, ballons
verkleinwoord ballonnetje ballonnetjes

Zelfstandig naamwoord

deballonm

  1. een feestartikel bestaande uit een dun rubberen zakje dat met gas of lucht kan worden gevuld
    • De clown kon met ballonnen de mooiste dingen maken. 
     In de auto lagen flessen met lachgas, en naast de bestuurdersstoel vond de politie een ballon die net was gebruikt.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
Uitdrukkingen en gezegden
  • opzwellen als een ballon
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ballon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.