bandoneon

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bandoneon    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɑnˈdoneɔn/
Woordafbreking
  • ban·do·ne·on
Woordherkomst en -opbouw
  • eponiem: van Duits Bandoneon, genoemd naar de 19e-eeuwse Duitse harmonicaverkoper H. Band , die het instrument omstreeks 1840 uitvond, in de betekenis van ‘toetsinstrument’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord bandoneon bandoneons
verkleinwoord bandoneonnetje bandoneonnetjes

Zelfstandig naamwoord

debandoneonm

  1. (muziekinstrument) een wisseltonig instrument met doorslaande tongen en een blaasbalg
    • De bandoneon werd in Duitsland uitgevonden, maar is nu vooral in Zuid-Amerika populair. (tangomuziek) 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bandoneon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
48 %van de Nederlanders;
30 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.