bangerd

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bangerd    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ban·gerd
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van bang met het achtervoegsel -erd
enkelvoud meervoud
naamwoord bangerd bangerds
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debangerdm

  1. (scheldwoord) iemand die bang is
    • Een paar bangerds ontdeden zich al bij voorbaat van hun wapen uit vrees voor de Akwattapult, het allerergste wapen dat tegen hen in stelling kon worden gebracht. [1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord bangerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 94
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.