banket

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  banket    (hulp, bestand)
  • IPA: /bɑŋ'kɛt/
Woordafbreking
  • ban·ket
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘feestmaal’ voor het eerst aangetroffen in 1483 [1]
  • [2]
1 enkelvoud meervoud
naamwoord banket banketten
verkleinwoord banketje banketjes
2 enkelvoud meervoud
naamwoord banket -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetbanketo

  1. (voeding), (feest) een feestelijke en vaak ook officiële maaltijd
    • Zij gaven gisteren een banket. 
     Slechts twee jaar later zeilde hij het mooiste en snelste jacht dat er toen was naar de overwinning in de Kielregatta en zat aan de tafel van de Kaiser bij het afsluitende banket, net verloofd met Ingeborg.[3]
  2. (voeding) een vet en zoet gebak van bladerdeeg dat gevuld is met spijs [2]
    • Wij vinden banket heerlijk! 
  3. (waterbeheer) horizontaal gedeelte in een talud; ook gebruikt als ophoging op het strand tegen de duinvoet [4]
      Ter opsluiting van de ballast zijn over de geheele lijn banketten aangebracht[5]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord banket staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen

Deens

Woordafbreking
  • ban·ket

Werkwoord

banket

  1. voltooid deelwoord van banke
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.