barbouiller

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /baʁ.bu.je/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van barboter aanmodderen, “in de modder bewegen” met het achtervoegsel -ouiller, beïnvloed door barbe “baard”, aangetroffen sinds de 14e eeuw. [1]
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
barbouiller
/baʁbuje/
barbouillais
/baʁbujɛ/
barbouillé
/baʁbuje/
eerste groep volledig

Werkwoord

barbouiller overgankelijk

  1. (bouwkunde) smeren
  2. vies, smerig maken (met een vloeistof, e.d.)
  3. (spreektaal) kliederen [2]
  4. (figuurlijk) besmeuren

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.