bassin

Niet te verwarren met: basin, Bassin

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bassin    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • bas·sin
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘waterbekken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord bassin bassins
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hetbassino

  1. (waterbeheer) bekken met een ondoorlaatbare bodem waarin water opgeslagen kan worden
    • Het bassin moet weer schoongemaakt worden. 
     In het zwakke licht uit één enkel raam vlak tegen het plafond zag ik een ondiep bassin vol water, maar de rest van de ruimte was donker.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bassin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  bassin    (hulp, bestand)
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  bassin     le bassin     bassins     les bassins  

Zelfstandig naamwoord

bassin m

  1. (geologie) bekken [4], stroomgebied
  2. (waterbeheer) bassin, waterbekken
  3. (scheepvaart) ankerplaats, rede [3]
  4. (Belgisch Frans) zwembad
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.