zwembad

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zwembad    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzwɛmbɑt/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈzʋɛmbɑt/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈzβ̞ɛmbɑt/
    • (Limburg): /ˈzwɛmbɑd/
Woordafbreking
  • zwem·bad
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zwembassin’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1720 [1]
  • samenstelling van  zwem ww  en  bad  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord zwembad zwembaden
verkleinwoord zwembadje zwembadjes

Zelfstandig naamwoord

hetzwembado

  1. (zwemmen) een bassin om in te zwemmen
    • Ze maakten 's winters het zwembad leeg. 
     Een reeds lang geleden gesloten hotel met een verschoten lichtbak die de reiziger een zwembad en kamer met tv belooft.[3]
     We kampeerden in het wild langs beken en zagen zelden andere mensen. Een warme douche of zwembad zat er niet in.[4]
  2. een inrichting om te zwemmen
    • De jeugd gaat tegenwoordig graag naar het zwembad op een warme zomerse dag. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zwembad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "zwembad" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. zwembad op website: Etymologiebank.nl
  3. Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  5. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.